SV | Toen zij in het land van Zuf kwamen, zeide Saul tot zijn jongen, die bij hem was: Kom en laat ons wederkeren; dat niet misschien mijn vader van de ezelinnen aflate, en voor ons bekommerd zij. |
WLC | הֵ֗מָּה בָּ֚אוּ בְּאֶ֣רֶץ צ֔וּף וְשָׁא֥וּל אָמַ֛ר לְנַעֲרֹ֥ו אֲשֶׁר־עִמֹּ֖ו לְכָ֣ה וְנָשׁ֑וּבָה פֶּן־יֶחְדַּ֥ל אָבִ֛י מִן־הָאֲתֹנֹ֖ות וְדָ֥אַג לָֽנוּ׃ |
Trans. | hēmmâ bā’û bə’ereṣ ṣûf wəšā’ûl ’āmar ləna‘ărwō ’ăšer-‘immwō ləḵâ wənāšûḇâ pen-yeḥədal ’āḇî min-hā’ăṯōnwōṯ wəḏā’aḡ lānû: |
Toen zij in het land van Zuf kwamen, zeide Saul tot zijn jongen, die bij hem was: Kom en laat ons wederkeren; dat niet misschien mijn vader van de ezelinnen aflate, en voor ons bekommerd zij.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zij in het land van Zuf kwamen, zeide Saul tot zijn jongen, die bij hem was: Kom en laat ons wederkeren; dat niet misschien mijn vader van de ezelinnen aflate, en voor ons bekommerd zij.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!